Over mijn kunstenaarschap.
In mijn werk imiteer ik vaak. Dat kan van gebruiksvoorwerpen tot dieren gaan. Zoals de decoratieve vormen die mensen gebruiken om hun huizen mee aan te kleden en de voorwerpen waarmee ze zich omringen. Deze versieringen en dingen zijn de uitdrukking van een gedachtegang en staan niet op zichzelf als uiterlijke vormen. De decoratieve vormen zijn ontleend aan de werkelijkheid en getransformeerd, waardoor ze vervreemd zijn van die werkelijkheid. Niet grotesk, maar genoeg ver af van en nog enigszins dicht bij het werkelijke gebruik. Het heeft als functie het werk toegankelijk te maken, omdat de vormen door iedereen worden herkend. Doordat die eerste drempel laag is, nemen meer mensen de gelegenheid om te kijken en na te denken over wat zij zien. Als de decoraties van het vloerkleed (Our Hunting Fathers 2007) met dikke klonten en 12cm hoog over de vloer liggen uitgespreid, zullen mensen er niet over struikelen met hun voeten, maar misschien wel met hun gedachten. En als ze een scheurend behangpatroon van 2cm dikke rivierklei over de muur verspreid zien, zullen ze niet genoeglijk in hun handen wrijven vanwege de gezelligheid.
Ik ga uit van een mens die geboren wordt en straks sterft en die niet op een religieuze manier voortleeft, maar alleen in de gedachten van de achterblijvers en in het DNA van de familie en de soort. Vanuit de genen en door leren ''weet'' een mens wel wat hij moet doen om (evolutionair) te overleven.
Maar psychologisch gezien kan hij niet ''zomaar leven''.
Ik kijk naar hoe een mens tegenover de wereld (buitenwereld/maatschappij) staat en ik kijk naar wat hij doet om zich te beschermen tegen en om zich te onderscheiden van die buitenwereld.
Het instrument daarvoor is het huis (domus) waarin hij zich terugtrekt, als veruiterlijking van zijn binnenwereld. Hij vereenzelvigt zichzelf met het huis, zijn kleren, zijn auto. Het is zijn identiteit geworden. Maar altijd is er een diepere binnenwereld, waardoor hij weet dat de buitenkant de binnenkant niet (helemaal) dekt. "Wat moet ik doen?''
Je kunt het huis, de muren, het behang, vloerbedekking, de gordijnen zien als een scherm tussen hem zelf en die buitenwereld. Hij maakt dat scherm zo ''geaccepteerd'' mogelijk, zodat de buitenwereld hem begrijpt als ze langsloopt of binnen komt.
Behang en vloerkleden zijn dus geen decoraties zonder meer maar elementen van identiteit, van onderscheiding en van geaccepteerd zijn en toegang tot de buitenwereld.
Natuurlijk is het huis ook een pragmatische, evolutionair belangrijke oplossing om aan de fysieke aspecten van het leven (eten, warmte, rust, vertier, bezit) niet te veel energie en zo weinig mogelijk tijd kwijt te zijn. Om de aandacht te kunnen richten op werk, op kunst en wetenschap. Maar dat zijn nu juist zaken die te maken hebben met vragen als: ''Wat moet ik doen, wie ben ik, wat is de wereld, wat is mijn identiteit?''
De huiselijke zaken kunnen opgevat worden als de restjes van fysiek en psychisch overleven, waarbij we niet nadenken over de herkomst. Zoals we niet nadenken over de herkomst van de woorden die we uitspreken om te communiceren.
Veel is op die manier terug te brengen tot in oorsprong dierlijke of primitieve zaken met concrete functies. Alweer zoals dat ook zo is bij de woorden.
Zoals in de etymologische ontrafeling van woorden getoond wordt (Leib~Zeit 2009 en Goede werken 2003), komen daarin betekenissen tevoorschijn die zeer oude gedachtegangen aan het licht brengen. Door de woorden op een bepaalde manier te groeperen, ontstaan weer nieuwe mogelijkheden of illusies.
Mensen ervaren zichzelf als uniek, althans die illusie koesteren we. Maar wat als onze identiteit blijkt niet veel meer te zijn dan een bepaalde samenstelling van alles wat aan ons vooraf ging en wat van buiten komt, gekleurd met onze emoties? Hoe leeg zijn we dan en hoe manipuleerbaar? Moeten we het huis opvatten als Domus, waarvan het begrip Domesticatie is afgeleid en waarvan de betekenis niet alleen toepasbaar is op onze huisdieren, maar ook op de mens die erin woont? En wie domesticeert wie?
Agneta Evenhuis
27september 2010
Ulvenhout